Sneeuwgors
Kenmerken van een sneeuwgors
Het mannetje van een sneeuwgors heeft een sneeuwwitte kop en onderzijde, alsook grote vleugelvlekken en is in het zomerkleed markanter gekleed dan het vrouwtje. De lichaamslengte bedraagt 16 cm.
Leefwijze van een sneeuwgors
Het voedsel van een sneeuwgors bestaat uit zaden en insecten.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit vier tot zes eieren.
Verspreiding en leefgebied
Zijn normale habitat is het palearctisch en het nearctisch gebied. Hij heeft een voorkeur voor de rotsachtige en schaars begroeide toendra’s langs de Noordelijke IJszee, Noord-Amerika, Scandinavië en de bergen van Schotland. Ze broeden in de korte zomerperiode in het poolgebied slechts eenmaal.
De soort telt vier ondersoorten:
- P. n. nivalis (Linnaeus, 1758): noordelijk Noord-Amerika en noordelijk Europa.
- P. n. insulae (Salomonsen, 1931): IJsland.
- P. n. vlasowae (Portenko, 1937): van noordoostelijk Europa tot noordoostelijk Siberië.
- P. n. townsendi (Ridgway, 1887): de Komandorski-eilanden, de Aleoeten en de Pribilofeilanden.
Tijdens de wintermaanden kan de Sneeuwgors langs de Nederlandse en Belgische kusten gezien worden. De vaste overwinteringsgebieden zijn echter de steppen van Oost-Europa en Noord-Amerika.
Bron Wikipedia
Meer zangvogels Klik hier
Bekijk filmpje op Youtube en meld je meteen aan.