De roek is vrijwel even groot als de zwarte kraai, ongeveer 46 centimeter lang. Het verenkleed is zwart met een blauwige metaalglans. De snavel is ook zwart, iets naar beneden gebogen en wat slanker dan die van de zwarte kraai. Als het dier wat ouder is, wordt de snavelbasis kaal, en de onderliggende grijze huid zichtbaar. Het bovendeel van de poten is, anders dan bij zwarte kraaien, met wat veren bekleed. Deze ‘broek’ maakt ook jonge roeken (jonger dan acht maanden), die nog geen lichte snavelbasis hebben, in het veld herkenbaar. De beide geslachten zijn gelijk gevederd en even groot. Het vliegbeeld van de roek is van dat van de zwarte kraai te onderscheiden door een iets langere en dieper ingesneden vleugelhand; de vlucht maakt een wat gerieflijker indruk, de vleugelslag is wat sneller. De roek kan luidruchtig zijn en heeft een groot aantal geluiden tot zijn beschikking, die deels sterk met die van de zwarte kraai overeenkomen.

Levenswijze

Roeken leven in kolonies, in nesten die dicht bij elkaar in een aantal boomtoppen worden gebouwd; deze kolonies kunnen zeer groot worden.

Verspreiding en leefgebied

De roek komt voor van Ierland in het westen tot de Altaisteppen in het oosten, en van Noord-Spanje tot in Denemarken en Zuid-Zweden en ook nog tot de westkust van Finland. In Nieuw-Zeeland is de vogel door de mens ingevoerd en wordt daar nu krachtig bestreden.

Er worden twee ondersoorten onderscheiden:

  • C. f. frugilegus – van Europa tot centraal Azië
  • C. f. pastinator Gould, 1845 – oostelijk Azië

Biotoop

Het leefgebied van de roek is open akker- en weideland, afgewisseld met bomen, bosjes, boomrijen en heggen. De vogel gedijt goed in menselijk cultuurland als hij niet wordt bejaagd. Vooral de aanwezigheid van akkers is gunstig. Ze worden niet afgeschrikt door de nabijheid van mensen. Mensen kunnen echter wel last hebben van een grote luidruchtige roekenkolonie vlak in de buurt, met vaak ook poepoverlast op wegen en auto’s. In sommige grote steden zijn zeer grote overwinteringsplaatsen (bijvoorbeeld in Wenen, circa 250.000 exemplaren). Dergelijke verstedelijkte populaties passen hun gedrag aan, en foerageren meer op straat waarbij ze veel minder schuw kunnen worden, met een vluchtafstand van een paar meter. Roeken zijn erg trouw aan hun broedplaats.

Gedrag

Bestand:Zittende roek-4961940.webm

De roep van een roek

De vogels worden actief vanaf ongeveer een uur voor zonsopgang, en blijven tot zeer laat actief, zodat zelfs in de winter wel 8 uur beschikbaar is voor het zoeken van voedsel. Roeken leven het gehele jaar in groepen, broeden in soms zeer grote kolonies en slapen samen in slaapbomen. Er is een scala van groepsgedragingen. Op de bodem verplaatst de roek zich met plechtige passen of met sprongetjes, in de lucht met een krachtige vleugelslag met vrij lange glijmomenten. In het voorjaar ziet men vaak spelvluchten en luchtacrobatiek. Spelletjes met groepsgenoten worden geregeld gezien, zoals dingen laten vallen en opvangen of samen op een tak zitten te schommelen. Partners begroeten elkaar met een soort paradepas, waarbij de vleugels licht worden opgetild. Tijdens de balts vindt er wederzijdse verenkleedverzorging plaats, voedselbedelen, en lange baltsroepduetten waarbij de partners wat apart van de anderen met breed gespreide staart naast elkaar zitten. Het komt vaak voor dat kauwen zich bij de kolonies en overwinteringszwermen van roeken aansluiten; ook kraaien doen dit weleens. Roeken zijn net als andere kraaiachtigen uitgesproken nieuwsgierig en kunnen in volières makkelijk kunstjes leren.