De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht, ’s winters is deze meer grijsbruin tot zwart van kleur. volwassen dieren hebben geen vlekken. Duidelijk zichtbaar is de witte tot gelige rompvlek. Bij mannetjes is deze vlek ’s zomers onduidelijk. De neus is zwart en de kin is wit. De staart is vrij klein (twee tot vier centimeter lang) en enkel zichtbaar tijdens het ontlasten. ’s Winters steekt bij het vrouwtje een bosje witte haren tussen de achterpoten naar achteren. Dit lijkt wel op een staart, maar is het niet.

Het volwassen mannetje, heeft een eenvoudig  gewei , bestaande uit de twee meest tot drie punten. Reebokken met vier tot vijf punten zijn uitzonderingen. Het gewei is ongeveer 25 centimeter lang. ’s Winters groeit het gewei onder een basthuid, dit wordt afgeschuurd tussen maart en juni. Tussen oktober en januari wordt het gewei afgeworpen. Een enkele keer komen ook vrouwtjes, reegeiten, met een gewei voor. Een jonge reebok van een jaar met alleen twee knopjes wordt wel knopbok genoemd. Wanneer het gewei nog geen vertakking betreft, mannen het een spits; en hoort bij een leeftijd van rond de twee jaar. een  gaffel  heeft één vertakking.Het aantal vertakkingen is echter geen indicatie van de leeftijd: ook een jaarling kan al een gaffelgewei of een zesendergewei hebben. Dit is bepaald en afhankelijk van de conditie waarin het bok verkeert. Oudere reebokken hebben meestal eene zesender met twee keer drie punten. Op leeftijd later kunnen ze weer een vertakkingsloos gewei krijgen.

De ree heeft een  kop-romplengte  van 95 tot 140 centimeter, een  lichaamsgewicht  van 16 tot 35 kilogram en een  schofthoogte  tussen de 60 en de 90 centimeter. Mannetjes zijn over het algemeen groter dan vrouwtjes. Mannetjes hebben gemiddeld een schofthoogte van 64 tot 67 centimeter, vrouwtjes van 63 tot 67 centimeter.

Bron: Wikipedia