Beschrijving
Leefwijze
Als carnivoor eet de ooievaar een breed scala aan dierlijke prooien, inclusief insecten, vissen, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en kleine vogels. Hij pakt het meeste voedsel van de grond, tussen lage vegetatie en uit ondiep water. Het is een monogamebroeder, maar vormt geen paar voor het leven. Het paar bouwt een nest bestaande uit grote takken, dat soms meerdere jaren wordt gebruikt. Het vrouwtje legt elk jaar één legsel van gewoonlijk vier eieren, die 33 tot 34 dagen na het leggen asynchroon uitkomen. Beide ouders broeden om beurten de eieren en voeden ook beide de jongen. De jongen verlaten 58 tot 64 dagen na het uitkomen het nest en worden hierna nog 7 tot 20 dagen gevoed door de ouders.
Verspreiding
De twee ondersoorten die lichtelijk variëren qua formaat, broeden in Europa (noordelijk tot Estland), Noordwest-Afrika, Zuidwest-Azië (oostelijk tot het zuiden van Kazachstan) en zuidelijk Afrika. De vogeltrek van de ooievaar vindt plaats over lange afstanden. Hij overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara of in India. Omdat hij gebruikmaakt van thermiek om te vliegen en deze zich niet vormt boven open water vermijdt hij tijdens de trek tussen Europa en Afrika de oversteek over de Middellandse Zee door om te vliegen via de Levant in het oosten of de Straat van Gibraltar in het westen.
Bescherming
De ooievaar heeft in de eenentwintigste eeuw volgens het International Union for Conservation of Nature (IUCN) de status “niet bedreigd”.
De vogel profiteerde gedurende de middeleeuwen van menselijke activiteiten omdat toen veel bossen werden gekapt. Wijzigingen in landbouwmethodes en industrialisatie leidde in de 19e en 20ste eeuw tot een sterke afname of zelfs het verdwijnen van de ooievaar uit delen van Europa. Het laatste in het wild levende exemplaar werd in België in 1895, in Zweden in 1955, in Zwitserland in 1950 en in Nederland in 1991 gezien. De soort werd sindsdien echter geherintroduceerd in vele regio’s. Sinds 1994 heeft de ooievaar de International Union for Conservation of Nature and Natural Resources-status Veilig, na een eerdere classificatie in 1988 als Gevoelig.[1] Beschermingsprogramma’s in heel Europa hebben er in geresulteerd dat de ooievaar ook weer volop broedt in België, Nederland, Zwitserland en Zweden.
De ooievaar is een van de soorten waarop de Afrikaans-Euraziatische overeenkomst over watervogels (AEWA) van toepassing is. Een grote populatie ooievaars broedt in midden en Oost-Europa. Bij een telling in 2004 werden in Polen 52.500 paren, in de Oekraïne 12.000 tot 18.000 paren, in Wit-Rusland 10.500 tot 13.000 paren, in Litouwen 10.000 paren en in Letland 8500 paren geteld. In Estland is de populatie ook toegenomen tot rond 4000 paren in 2004. Er waren rond 5000 paren in Roemenië en een schatting van 4818 broedende paren in Bulgarije. In Duitsland bevinden zich 3000 van de 3400 paren op het grondgebied van het voormalige Oost-Duitsland. Behalve in Spanje en Portugal, met respectievelijk 33.217 en 7684 paren in 2004/05, is de populatie in het westen van Europa min of meer stabiel, maar bijvoorbeeld de Deense populatie halveerde van zes naar slechts drie paren in 2005.
In de jaren 1980 was de populatie in het dal van de gehele Bovenrijn, een gebied dat eeuwenlang een sterke relatie had met de ooievaar, teruggevallen naar minder dan 9 paren. De herintroductie van ooievaars vanuit in dierentuinen gehouden exemplaren stopte de afname in Italië (30 paren), Nederland (9–12 paren) en Zwitserland (120–160 paren). In 2008 broedden er alweer 601 paren in Armenië en ongeveer 700 paren in Nederland en enkele paren broeden ook in Zuid-Afrika, typische recente kolonisten van een normaal overwinterende populatie. In Polen zijn elektriciteitspalen aangepast en voorzien van een platform om te voorkomen dat de grote ooievaarsnesten de elektriciteitsvoorziening verstoren en soms worden nesten verplaatst van elektriciteitspalen naar door de mens gemaakte platformen. Introductie van ooievaars vanuit dierentuinen in Nederland is opgevolgd door een programma van voeren en nestbouwen door vrijwilligers. Soortgelijke herintroductieprogramma’s vinden plaats in Zweden en Zwitserland, waar 175 broedparen in 2000 werden geregistreerd.De levensvatbaarheid op lange termijn van de Zwitserse populatie is onzeker aangezien de successen bij het broeden laag zijn en additioneel voederen geen effect lijkt te hebben.
Bron: wikipedia
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.