Beschrijving
Een volwassen oeverzwaluw heeft een gemiddelde lichaamslengte van twaalf centimeter en is daarmee relatief klein in vergelijking tot de meeste zwaluwen. De korte, lichtgevorkte staart en de bovenzijde is dof grijsbruin en de onder- of buikzijde is vrijwel wit. De oeverzwaluw heeft een bruine borstband, een relatief kleine zwarte snavel en donkerbruine poten. Een juveniel van een oeverzwaluw is te herkennen aan de rossige vlekken op de staartveren.
De vlucht van de oeverzwaluw is snel en schokkerig, waarmee hij zich onderscheid van andere gelijksoortige zwaluwen, zoals de meeste andere zwaluwen van het geslacht Riparia, de huiszwaluw (Delichon urbicum) en de Amerikaanse klifzwaluw(Petrochelidon pyrrhonota). De oeverzwaluw lijkt verder sterk op de witbrauwzwaluw (R. cincta), maar hun verspreidingsgebieden overlappen elkaar alleen ’s winters in Sub-Saharisch Afrika.
De oeverzwaluw laat een kwetterend en zoemend lied horen dat tijdens de vlucht continu doorgaat. Wanneer de oeverzwaluw is neergestreken daalt het volume en zijn er meer pauzes in de zang. Wanneer een roofvogel of een andere natuurlijke vijand nadert laat de oeverzwaluw luide alarmkreten horen.
Gedrag en leefwijze[bewerken]
De oeverzwaluw is een sociale vogel en brengt een groot deel van zijn leven door in het gezelschap van andere zwaluwsoorten. Hij broedt bijvoorbeeld vaak samen met de Amerikaanse klifzwaluw en deelt hij zijn roestplaats met de boerenzwaluw (Hirundo rustica).
De oeverzwaluw heeft zich gespecialiseerd in het jagen op kleine insecten, zoals knutten, bladluizen en kleine kevers. Hiermee onderscheidt hij zich tot de meeste andere zwaluwsoorten die op grotere insecten jagen en bestaat er weinig onderlinge voedselconcurrentie. De oeverzwaluw jaagt vaak laag boven het water op insecten die afhankelijk van water zijn voor hun voortplanting.
Voortplanting[bewerken]
De oeverzwaluw broedt in kolonies in tunnels van tien centimeter tot ruim een meter, die hij uitgraaft in zand of grind in steile oevers, afgravingen en gronddepots. Over het algemeen wordt elk jaar een nieuw nest uitgegraven, maar het komt voor dat een oeverzwaluw een oud nest verder uitgraaft voordat hij deze gebruikt voor een nieuw broedjaar. Het aantal nesten in een broedkolonie varieert van een tiental tot enkele honderden. Bij een grote kolonie bevinden de holtes dicht op elkaar om ruimte te besparen. Het nest wordt met stro en veren in een ruimte aan het eind van de gegraven tunnel gebouwd.
Van midden tot eind mei legt de oeverzwaluw vier tot zes dofwitte eieren, die grotendeels door het vrouwtje worden uitgebroed. Zij heeft hiervoor een speciale broedplek aan de onderzijde van haar lichaam. Deze plek is niet met veren bedekt, zodat er vrijwel geen lichaamswarmte verloren gaat. Met uitzondering van de meest noordelijke gebieden heeft de oeverzwaluw gewoonlijk twee broedsels per jaar.
Bron Wikipedia
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.