Aalscholver -1- Bekijk hier de gedetailleerde informatie
De aalscholver (Phalacrocorax carbo), ook wel scholver, scholverd, schollevaar of koolgans genoemd, is een tamelijk grote en opvallende vogel. De in West-Europa voorkomende aalscholver behoort tot de familie van de aalscholvers (Phalacrocoracidae), waarvan (afhankelijk van de geraadpleegde bron) 26 tot 42 soorten bekend zijn. Het zijn allemaal vrij grote watervogels, die voornamelijk van vis leven. Ze vormen met de genten, fregatvogels en slangenhalsvogels een eigen clade.
Foto: 22 november 2017 Vlaardingen vogelkijkhut Nikon P900,Nikon P1000 Krabbeplas, Februari 2021 Stellendam
Aalscholver
Kenmerken van een aalscholver
De aalscholver is 80 tot 100 cm lang en heeft een spanwijdte van 121 tot 149 cm. De vogel is vrijwel geheel zwart, maar met een opvallende witte wang en een gele plek op de plaats van de aanhechting van de bek. De snavel is lang en voorzien van een haakvormige punt. In de broedtijd verschijnt er een witte "dijvlek". De dij is anatomisch geen dij, maar het bevederde scheenbeen (tibia) van de vogel, waarop bij volwassen aalscholvers tussen februari en juni een witte vlek verschijnt. De aalscholver heeft zwemvliezen tussen de voortenen en kan dus zwemmen en hij vangt vis door te duiken.
De aalscholver zit vaak met uitgespreide vleugels op een paaltje bij het water. Het gaat hierbij voornamelijk om het laten drogen van hun verenkleed. De theorie dat dit samenhangt met een te kleine of gebrekkig functionerende vetklier in vergelijking met andere watervogels is volgens Sellers (1995) onjuist. Vogels die aan de kost komen door te duiken mogen geen al te groot drijfvermogen hebben. Hun anatomie kenmerkt zich dan ook meestal door zwaardere botten dan bij de doorsnee vogel, en kleinere luchtkamers. Daarnaast persen deze vogels lucht uit hun veren. Aalscholvers en de nauw verwante slangenhalsvogels gaan nog verder – zij laten hun verenpak nat worden. De baarden aan hun veren staan betrekkelijk ver uit elkaar, zodat binnendringend water vrij spel krijgt en alle lucht verdwijnt. Dat lijkt een behoorlijk nadeel – veel watervogels hebben juist voordeel van een goed isolerend verenpak. Aalscholvers duiken echter vaak diep en jagen langdurig achter vis aan. Doorweekt gaat dat gemakkelijker, er is minder opwaartse druk. De ver naar achter geplaatste poten stoot de vogel bij het duiken gelijktijdig naar achteren, zodat hij zich wat schoksgewijs verplaatst.
Bron: Wikipedia