Kenmerken van een lepelaar
De lepelaar heeft een lengte van ongeveer 80 tot 93 cm. De lepelaar is onmiddellijk herkenbaar aan de aan het uiteinde spatelvormig verbrede zwarte snavel, die aan de voorzijde geel is. De vogel is helemaal wit. De verlengde kopveren vormen een bossige kuif.
Leefwijze van een lepelaar
De vogel komt voor in natte weiden, bij sloten, op slikken en wadden. Het voedsel bestaat uit vis, waterdieren, slakken, insecten en wormen, ook weleens plantendelen.
Voortplanting van een lepelaar
Het nest bevindt zich in overjarig riet en is gemaakt van biezen, waterplanten en gras. Het legsel bestaat uit drie tot vijf dofwitte eieren met bruine vlekken.
Verspreiding en leefgebied van de lepelaar
De lepelaar komt als broedvogel voor in het Palearctisch gebied van het Verenigd Koninkrijk en Spanje in het westen tot Centraal-Azië en Japan in het Oosten en ook in Noord-Afrika.
Broedplaatsen van lepelaars
Nederland was tot tien jaar geleden het noordelijkste land in Europa waar lepelaars tot broeden kwamen, vooral in moerassen, rietkragen en andere slecht bereikbare plaatsen. Inmiddels broedt de soort ook succesvol in Groot-Brittannië, Duitsland, Polen en Denemarken. Het gaat de laatste jaren goed met de soort in Europa. Het dieet van de lepelaar bestaat uit kleine visjes, waaronder stekelbaarzen. Ze overwinteren normaal gesproken in Afrika.
In België is dit een zeldzame vogel. Hij wordt voornamelijk in het Zwin waargenomen. In Vlaanderen broedde de soort in 2013 op twee plaatsen.[3]
In Spanje broedt de lepelaar overwegend van de grond in bomen en struiken. In Nederland broedt de lepelaar vooral op de grond in het riet. Dit biedt de vos kansen met name in droge perioden. In het rivierengebied, o.a. in de Blauwe Kamer worden ze steeds vaker broedend in bomen waargenomen.
Trekgebied
De lepelaars die in West-Europa broeden overwinteren vooral langs de West-Afrikaanse kust, zoals in het tropische waddengebied Banc d’Arguin voor de Mauritaanse kust. In het najaar vliegen de vogels via Noord- en Zuid-Spanje. In deze gebieden blijven ze een week of twee om krachten op te doen om verder te kunnen trekken. In totaal kan de trektocht wel twee maanden duren. Tijdens de trek naar Afrika gaat ongeveer de helft van de jongen dood door jacht, hoogspanningskabels of uitputting.
Begin februari vertrekken de lepelaars weer uit hun overwinteringsgebieden. De terugreis wordt veel vaker onderbroken. Om voldoende energie te hebben voor de tocht moet ook langs de kust van Marokko en Frankrijk gestopt worden. Eenmaal aangekomen in Nederland zijn o.a. Friesland en Groningen de verzamelplaats. Van daaruit vliegen de vogels door naar hun broedkolonies. Tegenwoordig overwinteren er enkele tientallen lepelaars in Zeeland en Holland.
Status van de lepelaar in Nederland
In de jaren 70 waren er slechts zo’n 100 broedparen in Nederland. De laatste jaren neemt hun aantal gestaag toe en er zijn nu ruim duizend broedparen. Dit komt door de genomen beschermingsmaatregelen. De lepelaars broeden vooral op de waddeneilanden (geen vossen), in Zeeland, het Zwanenwater, langs de randmeren van het IJsselmeer zoals in het Naardermeer, de Lepelaarsplassen, de Waverhoek, de Oostvaardersplassen, de Tienhovense plassen en de Poollandse lepelaarspoelen ten noordoosten van Schagen.
Bron Wikipedia
Meer watervogels Klik hier