Een volwassen exemplaar is ongeveer 45 centimeter groot (van snavelpunt tot staartpunt) en is daarmee ongeveer even groot als de topper. De naam danken de dieren aan de kuif, die zowel het mannetje als vrouwtje hebben. De kuif van het mannetje is veel groter en hangt af. Die van het vrouwtje is bescheiden maar duidelijk zichtbaar.

De donkerbruine kuikens, die slechts een paar lichtere, symmetrisch geplaatste, vlekken hebben en een gele buik, vallen op door grote sterke snavel en grote voeten, die relatief ver naar achteren zijn geplaatst als bij een zwaan. Ze lopen, mede daardoor, rechter op dan de kuikens van de gewone wilde eend die het lijf vrijwel horizontaal houden tijdens het lopen.

Ook in het jeugdverenkleed, dat na zo’n drie weken door het dons begint te breken en na zo’n tien weken vrijwel af is, is zichtbaar of het om een woerd of een eend gaat. Het verenkleed van de woerd is dan al vrij licht gekleurd op de flanken en bijna zwart op de rug. De eenden hebben een chocoladebruine kop en flanken, moccakleurige vleugels en een grijs-witte buik. Tegen de eerste winter zijn beide geslachten op kleur. De woerden hebben dan de helderwitte flanken en zwarte kop en rug. De kop laat een donkerpaarse gloed zien en de kuif is ook ontwikkeld. De eenden hebben dan een witte buik en een lichtere vlek aan de basis van de snavel. Vergelijkbaar met die van de topper-eendenvrouw maar minder uitgesproken. Beider snavels zijn dan grijs met een zwarte punt. De kuifeend is een goede vlieger en laat een opvallende witte streep zien in de uitgeslagen vleugels.

Bron Wikiedia