Havik
Kenmerken van een havik
Een volwassen havik kan een lengte hebben tussen 49 en 66 cm. Een havik heeft korte, brede vleugels en een lange, bijna rechthoekige staart. Een volwassen havik heeft een witte lijn boven het oog, een zwarte kruin en donkere veren in de oorstreek. Het verenkleed van een mannetje is bovenaan bruin en onderaan vaalwit met dunne grijze strepen. Het vrouwtje is veel groter met een bovenaan leigrijs verenkleed en onderaan grijs. Een jonge havik heeft boven een bruin verenkleed en is gestreept bruin onder. Bovendien is de witte oogstreep minder opvallend.
Een havik is een stille vogel. Slechts in de broedtijd kan men verschillende soorten gekekker horen. In Eurazië wordt de mannetjeshavik gemakkelijk verward met de sperwer (Accipiter nisus), maar de havik is iets groter en zwaarder, en heeft iets langere vleugels.
Voedsel
De havik vangt middelgrote vogels en zoogdieren. Hoofdprooien in Nederland zijn postduiven, houtduiven, gaaien en konijnen. Ook eksters en kraaiachtigen worden verschalkt. In terrein met veel dekking jaagt de havik vanaf een zitplaats of in een lage vlucht om een prooi te verrassen. Daarbij kan de vogel op korte stukken een relatief grote snelheid (80 km/u) ontwikkelen. Haviken vangen hoofdzakelijk de soorten die in hun habitat talrijk voorkomen. Vaak is te zien hoe een havik net als een slechtvalk vanuit een hoge vlucht op een prooi duikt.
Voortplanting
Een paartje haviken heeft vaak meerdere nesten in hun territorium, die van jaar tot jaar worden gewisseld om parasieten te vermijden, maar maakt toch gemakkelijk een nieuw nest. Dit nest, ook wel horst genoemd, wordt met dode takken gebouwd hoog in de boomkruin in een gaffelvormige tak, of aanleunend tegen de stam.
De havik legt een tot vijf blauwwitte eieren, meestal drie of vier. Tijdens het broeden ruien de mannetjes en vrouwtjes en vindt men gemakkelijk ruiveren onder het nest van, voornamelijk, het vrouwtje, doordat zij meer aan het nestgebied gebonden is. Havikjongen die klaar zijn om het nest te verlaten beginnen met vliegoefeningen. De ouders leggen dan prooien op de rand van het nest, waardoor de jongen fladderend naar de rand gaan. En ineens duiken ze spontaan van het nest als (bijna) volleerde vliegers. De havik heeft een karakteristiek vluchtpatroon: trage klap van de vleugels, trage klap en dan glijvlucht recht vooruit.
Ze blijven hun hele leven in hetzelfde territorium, maar de haviken uit noordelijke streken migreren zuidwaarts om te overwinteren.
Jachttechniek van een havik:
Een havik zit meestal onbeweeglijk en stil op een tak en wacht totdat hij een prooi ziet komen. Als hij eenmaal een prooi gekozen heeft, duwt hij zich af en fladdert een paar keer met de vleugels. Met zijn vleugels bijna helemaal tegen zijn lichaam stort hij pijlsnel door bomen en struiken op zijn prooi af tot hij die heeft gevangen.
Bron: Wikipedia
Meer roofvogels Klik hier